Indiëgangers deel 6 (slot): Uit het dagboek van Harrie de Witte

Het duurde even, maar hier is dan de slotaflevering van de serie over de Wegdammer Indiëgangers met aandacht voor Harrie de Witte en Jan Wielens. Ook dat moeten dappere mannen geweest zijn, want Harrie ging als vrijwilliger naar de oorlog in Indië. Hij en Jan waren marinier en dat waren (en zijn nog steeds) de militairen die na zware trainingen ingezet werden voor de heftigste klussen tijdens de oorlog.
Het is jammer dat de Wegdammers niet veel hebben prijsgegeven van hun belevenissen. Sommigen hebben nog jaren last gehad van de oorlog. Ze mochten er niet over praten en/of konden het niet. Ze wilden de vreselijke situaties waarin ze terecht waren gekomen voor zichzelf houden of spraken er slechts over met lotgenoten. We moesten het doen met de overlevering, met een dagboek zoals dat van Harrie de Witte en Theo Eijsink, maar daarin staat weinig tot niets over de oorlog zelf. En ik mocht de verhalen optekenen van Indiëgangers die nog onder ons zijn, maar ook zij lieten niet altijd het achterste van hun tong zien. De reden daarvan is bekend. 

Aflevering 6 en tevens het slot van deze serie biedt een ruime inkijk in het soldatenleven van Harrie de Witte, waarbij vooral de periode aan bod komt voor hij in de echte oorlog op Java terechtkwam. Jan Wielens sluit de rij. Verder heb ik aflevering 4 nog wat aangevuld, omdat ik meer informatie heb gekregen over de diensttijd van Gerhard Tijhuis in Indië. Ik dank al degenen die me geholpen hebben met deze serie. En mochten er nog lezers zijn met meer informatie over de Wegdammer Indiëgangers, neem dan aub contact op met mij. Hoe vollediger, hoe beter.

HARRIE DE WITTE,
ALS VRIJWILLIGER NAAR INDIË

Hij ging als vrijwilliger naar Nederlands Indië. Harrie de Witte was 20 jaar, de Tweede Wereldoorlog was net voorbij of hij meldde zich aan als volontair om te strijden tegen de Japanners die in Nederlands Indië een schrikbewind voerden. Maar 15 augustus capituleerden de Japanners. Vervolgens riep Soekarno de republiek Indonesië uit en moesten Harrie en honderden andere mariniers alsnog naar het eilandenrijk om orde op zaken te stellen.
‘Hij vond dat hij dat doen moest’, vertelde zijn zoon Jan mij. ‘Tussen zijn vijftiende en twintigste jaar maakte hij hier de oorlog mee. Een mooi deel van zijn leven was erdoor verpest. Het motiveerde hem om zich aan te melden voor Indië.’
Hij vertrok in oktober 1945 als lid van het OVW-bataljon 1-3 RI en was op 8 juni 1948 terug in Hengevelde. Harrie heeft er veel beleefd, maar sprak nooit over zijn avonturen. ‘Hij heeft er van alles meegemaakt’, aldus Jan, ‘ook dingen die een mens liever niet meemaakt, maar hij drukte het weg.’

Harrie (rechts onder) met enkele dienstmakkers.

DAGBOEK
Tussen een stapeltje foto’s heeft Jan een dagboekje van zijn vader Harrie gevonden. Het is een mooi document waarin Harrie soms met potlood en soms met balpen of vulpen dagelijks in enkele zinnen beschrijft wat hij in de begintijd meegemaakt heeft, maar over de oorlog zelf staat er (helaas) weinig in. Wel geven zijn notities een goed beeld van de bootreis en van de omstandigheden waarin hij en zijn collega's bij aankomst verzeild zijn geraakt.
 
Harrie is op 20 oktober 1945 naar Heerlen vertrokken en vandaaruit gingen hij en zijn maten op 7 november via Oostende naar Londen in Engeland. Vanuit Southampton vertrokken ze op 25 november per boot naar het Verre Oosten.

26 november 1945: ‘Om 6 uur reveille. We zijn op de Atlantische Oceaan. De zee is geheel rustig. Toch is een groot deel van de jongens al ziek.’

2 December. ‘Zondag. ’s Morgens naar de kerk geweest. 376 mijl afgelegd, nog 502 mijl van Port Said. Warm weer. Vijf brieven weggestuurd naar Holland. De zevende brief naar mijn ouders, één naar B. Wegdam, één naar Van der Velden, één naar Vossebeld, één naar Mini Holtkamp Enschede, één naar A. Visser.’

Zo gaat Harries dagboekje verder. Dag in, dag uit beschrijft hij kort wat er gebeurd is. Over brieven die hij schrijft en ontvangt, over wat hij in de kantine gekocht heeft, over de doortocht in het Suezkanaal en de Afrikaanse kust, over de dieren die ze onderweg zien, over zijn werkzaamheden op de boot en over het weer. Veel dagen begint hij met de H. Mis. Hij geniet van de reis met de boot en geeft zijn ogen goed de kost. Hij vertelt over de woestijn in Egypte, over de rotspartijen van de kusten die ze voorbijvaren, de klapperbomen op Ceylon, vliegende vissen, een walvis die in de verte voorbij zwemt, over de soms nogal ruwe watervlakte van de Indische Oceaan.

14 december 1945. ‘Om 6.30 uur naar de H. Mis geweest. Drie mijl voor onze boot vaart ook een Hollandse boot. Die kwam vanuit Amerika met Hollandse mariniers, tanks en carriers, wapens en munitie. Die varen op Batavia. Vandaag heb ik corvee met Terbarts. De rest van de dag heb ik gekaart en ’s avonds mijn tropenbroekje gewassen en mijn lange broek korter gemaakt. Afgelegd 369 mijl. Nog 537 mijl naar Trincomali op het eiland Ceylon.’

Ook schrijft hij over de ruzie tussen twee Javanen, waarbij er een om het leven kwam. Hij beschrijft (zie bovenstaande afbeelding) hoe de dode Javaan een zeemansgraf kreeg.

LANDINGSVERBOD
Van Ceylon gaan ze via Atjeh op Sumatra naar Singapore, want ze mochten niet aan wal op Sumatra of Java. De bevelhebber van het Zuid-Oost Azië Commando, admiraal Mountbatten, had op 2 november reeds een landingsverbod ingesteld voor de Nederlandse troepen op Java en Sumatra. Ze moesten uitwijken naar Malakka, het latere Maleisië. Dat beschrijft Harrie daags voor Kerstmis. Hij krijgt die dag een brief van Gerard Blokhorst. “Met een foto”, schrijft hij erbij. De contacten met het thuisfront in Hengevelde en omstreken zijn heel goed. Harrie schrijft veel brieven en ontvangt er ook veel. Hij is er steeds weer blij mee, zo blijkt uit het dagboek.

25 december. ‘Eerste Kerstdag. ’s Nachts om 12 uur naar de nachtmis geweest die werd gehouden in de recreatiezaal met drie priesters en twee officieren als misdienaar. De Mis was om 1.45 uur afgelopen. Na de mis heb ik één bus fruit opgegeten. ’s Middags één bus fruit gekocht. Het is nog steeds lekker weer. ’s Middags om 2 uur begon het bij het vertrek te regenen. We hadden een kwartiertje gevaren of er kwam een uiteengeslagen boot met Inlanders aan de kant eraan te hangen. Om 7.30 uur met het hele bataljon een kerstavond gevierd met vooral lezingen van de pater en de dominee. Om 8.45 uur begon het weer te regenen. De grootste helft was kletsnat en de kerstavond was in één klap afgelopen.’

Hij beschrijft hoe ze in de dagen daarna noordwaarts naar Penang varen (ook op Maleisië). Daar gaan ze van boord en dat staat Harrie niet aan. ‘We willen naar Batavia’, schrijft hij. De eerste nacht slaapt hij met zijn kleren aan in een soort hangmat, omdat er een tekort is aan muskietengaas. Hij vertelt dat hij wacht moet lopen met een wagon als wachthokje, dat hij soms de kleren drie dagen niet uit kan doen, dat ze hutten bouwden voor hun bataljon, hoe hij zijn rug verbrandde en dat hij veel bananen eet die hij van met inlanders ruilde voor sigaretten. En zo ervoer hij dat het leventje op het schiereiland Maleisië niet altijd even prettig was. Hij slikt malaria- en zouttabletten en drinkt volgens opdracht veel water.

5 januari 1946: ‘Opgestaan om 5.45 uur. Om 8 uur appel. Ik kreeg een pluimpje omdat ik het koper zo netjes had gepoetst. Tot 9 uur exercitie gehad met wapen. Van 9 tot 11 uur dienst aan de hut. Mijn hele uitrusting gewassen. Ik heb 2 brieven weggestuurd, naar G.J. Smit en de Wed. Zwienenberg. Het is vandaag lekker fris weer. Soms regent het een bui. Om 6 uur 2 brieven ontvangen, van mijn ouders en G.J. Ros. De twaalfde brief weggestuurd naar mijn ouders en 1 naar Grada Boerhof. ’s Avonds naar de kampong geweest, bananen en ananas gekocht en 1 pakje sigaren en 1 stukje zeep.’

CORNED BEEF
Een paar dagen later vervelen ze zich tussen de oefeningen door. Hij beschrijft dat er een ‘rotte stemming’ in de groep is, omdat ze een gerucht hadden gehoord dat ze nog twee jaar moeten wachten voor ze door kunnen gaan naar Java. Ook hebben sommige jongens geen geld ontvangen. Hijzelf heeft zijn voeten stuk gelopen. ‘Het eten was weer slecht’, schrijft Harrie op 21 januari. ‘Drie sneetjes brood met corned beef. Het is altijd corned beef of vis in blik. Ik schrijf steeds dat ik het goed heb, maar we hadden het in Holland veel beter.’ (Zie ook bovenstaande pagina’s uit het dagboek waarin Harrie is overgeschakeld op rode inkt).

29 februari: ‘Om 7.45 uur met luitenant Bos naar de cursus en toen de hele morgen gereden. ’s Middags om 5 uur parade voor vaandrigs die beëdigd zijn als 2e luitenant. De 23ste brief naar huis geschreven.’

Zo eindigt het dagboekje van Harrie de Witte. Eind maart wordt het verbod om naar Java te varen opgeheven. Ze komen aan in Batavia en worden op 8 april overgeplaatst naar Bandoeng in het westen van het eiland Java. Daar kwam Harrie in de oorlog terecht, maar van diens belevenissen in deze strijd is dus weinig bekend.

Harrie (rechts) en zijn vriend en dienstmakker Flip

FLIP
Harries beste maat in Indië was Jan Flipsen, kortweg Flip genaamd. Zijn zoon Jan vertelde: ‘Ze hebben altijd contact gehouden met elkaar. Ze gingen bij elkaar op bezoek, mijn broer André en ik gingen dan als kinderen mee en dan hoorden we wel verhalen over hun belevenissen, maar daar is weinig van blijven hangen bij mij.’
Jan Flipsen is inmiddels uit de tijd. Hij is in juni 2000 overleden. Harrie zelf is op 8 oktober 1992 gestorven aan kanker. Hij was toen 67 jaar. Maar Flipsens vrouw Nella leeft nog. Ze woont in Tilburg en is intussen 89 jaar. Nella is geboren in Nederlands Indië. Daar leerde ze Flip als Nederlandse soldaat kennen. Ze trouwden met elkaar en vestigden zich na de Indische oorlog in Nederland. Af en toe hebben Jan en André nog contact met haar. Met dank aan André kreeg ik een mail van haar, waarin ze meer vertelde over het leven van haar man en zijn vriend Harrie de Witte uit Hengevelde.

Hoe leerde u Harrie de Witte kennen?
Nella:
‘Wij hebben Harrie leren kennen toen hij met zijn dienstmaat Jan Flipsen meekwam naar de Röntgenweg in Bandoeng West-Java in december 1946. Daar woonde ik met mijn zusjes bij andere mensen in op één kamer. We waren respectievelijk 23, 21, 19 en 17 jaar oud en waren nog maar een paar maanden daarvoor uit het Bersiap kamp in Djosenan in Oost-Java vertrokken naar Bandoeng. Onze twee oudste zussen en hun kinderen werden weer herenigd met hun echtgenoten en wij vieren verkozen bij elkaar te blijven en voor elkaar te zorgen, want ouders hadden we niet meer. Om op Harrie terug te komen, we noemden hem Witje en Jan was Flip.’

 

Harrie en Flip voor de drietonners die ze bestuurden.

Wat deden beide soldaten in Bandoeng?
‘Ze waren allebei chauffeur op een drietonner en hadden voorop hun wagens de namen Flip en Flap geschilderd. Zij dienden bij de V. Brigade 1-3 RI, ingedeeld bij de M.T. sectie. Ze hadden allerlei klussen. Ze moesten onder andere 's avonds ook regelmatig de jongens van de compagnie naar de stad rijden voor vertier. Ze gingen naar de film of dansen of op bezoek bij mensen thuis. Harrie en Flip kwamen dan bij ons gezellig koffie drinken, vaak ook nog met drie andere vrienden van de verbindingsdienst. Meestal zaten we thuis te kletsen, te zingen of gingen we wandelen. In de vrije weekenden gingen we met de drietonners een eindje rijden.’

Hoe was de omgang met hen?
‘De jongens gedroegen zich netjes, we gingen met elkaar om als broers en zussen. Over acties of dienst werd niet gesproken, dat deden ze onder elkaar. Sterke drank werd bij ons niet geschonken. Wij hadden het niet en zij mochten het van ons niet meebrengen. Eén keer heeft Flip het geprobeerd waarop ik zei: “Die fles Bacardi blijft dicht, anders gooi ik 'm stuk”. De jongens lachten en riepen: “‘t Is de knijp". Maar toen Flip de fles wou openen, had ik 'm al afgepakt en op het grind in de tuin stuk gegooid, waarna Flip en Harrie toen met de wagens wegreden. Sorry, maar ik had ze gewaarschuwd. Na een maand was de club weer compleet en wisten ze waar ze zich aan te houden hadden. Zo is het leuk gebleven, totdat ze op de boot naar Holland vertrokken.’

U was toen al met Flip getrouwd?
‘Ja, Omdat vóór die tijd Flip z'n broer gesneuveld was, moest hij eerder dan zijn dienstmakkers terug naar z'n ouders. Maar hij kreeg toestemming om te blijven en zo zijn wij in april 1948 getrouwd en was Harrie de Witte onze getuige. In mei 1948 zijn de jongens per schip naar Nederland vertrokken. Flip is in Indië gebleven. Wij zijn in september 1949 met het schip "Sibajak" naar Nederland vertrokken, naar Flip z'n ouders in Haarlem, met onze zoon Ton van acht maanden. In Nederland hebben we Harrie thuis opgezocht en hebben we z'n vrouw en de familie leren kennen. Zo zijn we vrienden gebleven en hebben we samen lief en leed meegemaakt. Harrie de Witte was een trouwe vriend, altijd rustig, goedlachs en correct.’

Harrie de Witte trouwde een paar jaar na terugkomst met Marietje Velthuis. Zij kregen twee zonen, André en Jan. Net als Harrie is ook de twee jaar jongere Marietje aan kanker overleden. Dat was op 6 november 1990.

JAN WIELENS,
BIJNA VERDRONKEN

In de vierde week van mei in het jaar 1947 vertrokken liefst drie volle passagiersschepen met soldaten naar Nederlands Indië. De Kota Inten was nog maar net terug met voornamelijk zieke en gewonde soldaten of hij vertrok alweer. Voor de vierde keer in korte tijd bracht het schip zo’n 1500 militairen naar Indië. De "Kota Inten" was eigenlijk een vrachtschip. Maar men had het geschikt gemaakt voor soldatenvervoer. Het had de capaciteit om ruim 1750 militairen te kunnen vervoeren, het was een redelijk oud schip en behoorlijk traag in vergelijking met een aantal andere troepentransportschepen. Van enige luxe was geen enkele sprake.

Bennie, zoon van Jan, vertelde mij dat zijn vader niet veel losgelaten heeft over zijn Indische periode. ‘Wat ik zelf weet, is onder meer dat mijn vader in Indië tijdens een riviertocht bijna verdronken is in een stroming. Hij was betrokken bij de stoottroepen. En hij praatte er voor de rest nooit over. Ook had hij totaal geen belang bij reünies van lotgenoten. Het is allemaal geweest en voorbij. Behalve af en toe een nachtmerrie.’

De Kota Inten voer heen en weer tussen Nederland en Indië.

BRONBEEK
Bennie zelf kwam via zijn werk in het Bronbeek in Arnhem terecht en vertelt over zijn ervaringen. ‘Dit museum gaat onder andere over de jaren van Nederland als overheerser van Indië. Nederland had deze kolonie voor economisch gewin. Er kwam steeds meer weerstand vanuit Indië en de opbrengsten werden lager. Er moest ingegrepen worden, wilde er nog verdiend worden. Nederland kwam zelf uit de tweede wereldoorlog en kon het aan zijn eigen bevolking niet verkopen om zelf een oorlog te beginnen. Dus werd het niet de naam oorlog, maar kreeg het de naam politionele acties. Er werden duizenden Nederlandse jongens over de kling gejaagd. De Molukkers werd zand in de ogen gestrooid met valse beloften. En ze werden later in Nederland  in barakken te kakken gezet. De latere problemen met deze groep kennen we. De oorzaak lag bij ons door misbruik van deze bevolkingsgroep tijdens de “oorlogsjaren in Indië”. Door de informatie in dit museum kreeg ik meer begrip voor de Indiëgangers , die met zichzelf overhoop lagen en er niet over spraken’, zei Bennie. ‘Ik denk dat deze jongens in de shit hebben gezeten en zich misbruikt voelden en er later in Nederland niet mee uit de voeten konden. En waar kon je dan nog heen in die jaren? Kijk ook maar eens naar de Nederlands overheid die in latere jaren niet thuis gaf in deze problematiek. Liever het braafste jongentje van de klas en poepen in de pamper’, aldus Bennie, die het feit dat zijn vader af en toe opvliegend was, niet aan zijn deelname aan de Indische oorlog wil wijten. ‘Mijn vader was van zichzelf kortan. Zo zijn alle Wielensen. Ik denk wel dat hij na de oorlog nog last heeft gehad van die oorlog, maar dat hij dat voor zichzelf hield. Hij liet er weinig van merken.’

PS1. De foto bovenaan het verhaal is genomen op de Zwanenhof in Zenderen. Daar werden voor groepen Indiëgangers bezinningsdagen gehouden. De groep op de foto is afkomstig uit de regio Haaksbergen. Op de bovenste rij ziet u als vierde van rechts Tonie Smit. Op de vierde rij van boven staan vanaf links vijf Wegdammers op een rij: Jan Wielens, Gerhard Tijhuis, Toon Escher, Jan Groothuis en Hendrik Schreijer. Schuin links onder Toon Escher staat Gerard Broshuis. Net boven Jan Wielens staat zijn zwager Henk Smit. Op de derde rij van onder staat als vierde van links Harrie de Witte. Op de onderste rij zitten als derde en vierde van rechts Gerrit ten Thije en Theo Eijsink.

PS2. Een dienstmakker van Harrie de Witte en Jan Flipsen, ook Harrie genaamd, heeft een gedicht geschreven naar aanleiding van een twee maten die op een dag zwaar gewond zijn geraakt. Nella Flipsen stuurde het op naar ons.

DE KALI ZWEEG

Kronkelend stroomt hij voort
door al het Java's schoon.
Op je buik richting Kali
geen oog voor al het moois.
De zon scheen feller dan ooit
Langzaam begon ik hem te haten.
Mijn ogen turen naar de overkant
Zweetstraaltjes zoeken hun weg
Men hoort de Kali stromen
met in zich die verborgenheid
De stille kracht die altijd zweeg

Heel mysterieus en ontastbaar
Stroomt hij door het landschap.
Mijn gedachten gaan de vrije loop
Dan vallen er plotseling schoten.
Nog niet bewust van het fatale
Maar weldra komt er dan bericht.
We hebben twee zwaar gewonden
Even valt er een kleine stilte
Men hoort de Kali stromen
Met in zich die verborgenheid
De stille kracht die altijd zweeg

Na terugkeer van Patrouille
Was de stemming zeer gespannen.
Verwerken deed ieder op zijn manier
Soms opstandig of berustend.
Twee klamboes bleven opgerold
Foto's staren naar de lege kribben.
Het werd een zeer woelige nacht
Veel moeite om in slaap te komen
Weer hoort men de Kali stromen
Met in zich die verborgenheid
De stille kracht die altijd zweeg

H.B.
1-3-R-I

 

Harrie met een maat en een kleine Indische assistent.

Reünie van het OVW-bataljon 1-3 RI. Vierde van rechts onder zit Harrie, de zesde reünist op die rij is Flip.