Jagers rondom Hengevelde

Boven op de foto  diverse Hengeveldenaren op drijfjacht: Drijfjacht heeft plaats met meer jagers. Behalve door de jagers wordt aan de drijfjacht ook door een aantal honden en de nodige 'drijvers' deelgenomen. De dieren worden uit een bepaald gebied gedreven door hond en mens en 'opgewacht' door de jagers. Bij een jager staat het wildbeheer voorop, niet het schieten van het wild. Maar om te voorkomen dat er te veel wild is of in het geval bepaalde dieren schade aanrichten een andere dieren of aan gewassen is afschot in die gevallen gewenst. De buit rond het middaguur was een konijn en twee hazen, eind van de dag bleef het steken op vijf hazen en één konijn.

Om te mogen jagen met een geweer heeft u een geldige jachtakte (jachtvergunning) nodig. Verder heeft u onder meer een wapenkluis, een wapenvergunning en een jachtdiploma nodig. Een jachtakte vraagt u aan bij de politie. De akte is 1 jaar geldig, van 1 april tot 1 april.

Jacht in Nederland

Jagers zijn mensen die een jachtakte hebben, dat zijn er in Nederland zo'n 28.000. De jachtakte wordt aangevraagd bij de politie. De politie geeft alleen een jachtakte af als de aanvrager:

  • minstens 18 jaar      is
  • het diploma van      het jachtexamen gehaald heeft
  • WA-verzekerd is      voor de jacht
  • aan kan tonen      dat hij gelegenheid tot jacht in Nederland heeft
  • geen strafblad      heeft

Het diploma van het jachtexamen is te halen na de jachtcursus, die ongeveer een jaar duurt. De cursus wordt gegeven door de Stichting Jachtopleidingen Nederland (SJN). De cursus bestaat uit een theorie-deel en drie praktijk onderdelen, waarbij de veilige omgang met het geweer erg belangrijk is.Er zijn ongeveer 30.000 jagers in ons land. Zij hebben heel wat kennis van de Nederlandse natuur. Ze jagen in Nederland op vijf wildsoorten: konijn, haas, fazant, wilde eend en houtduif. Voor deze dieren geldt een jachtseizoen. Daarnaast worden jagers ook ingeschakeld voor het beheer van grote hoefdieren, zoals reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen. Deze dieren kennen in Nederland geen natuurlijke vijanden. Jagers worden ingeschakeld om de populaties te beheren. Het optreden van jagers wordt ook gevraagd bij (dreigende) landbouwschade. Dit kan veroorzaakt worden door de wildsoorten, maar ook door dieren die in principe gedurende het hele jaar beschermd zijn, zoals bijvoorbeeld knobbelzwanen, meerkoeten en ganzen.

Wanneer mag ik jagen?

U mag alleen jagen als u in het bezit bent van een jachtakte. Een jachtakte is een akte voor het jagen met een geweer en wordt verleend door de chef van het regionale politiekorps in de regio waar u woont. Als u niet in Nederland woont, kan de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden een jachtakte voor het jagen afgeven. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) verleent de valkeniersakte (voor het jagen met een jachtvogel) en de kooikersakte (voor het jagen met een eendenkooi).

Jachtseizoen

Per wildsoort is vastgesteld wanneer u erop mag jagen:

  • Wilde eend: van      15 augustus tot en met 31 januari;
  • Haas: van 15      oktober tot en met 31 december;
  • Fazanten: van 15      oktober tot en met 31 december;
  • Fazantenhaan:      van 15 oktober tot en met 31 januari;
  • Houtduif: van 15      oktober tot en met 31 januari;
  • Konijn: van 15      augustus tot en met 31 januari;
  • Patrijs: jagen      is niet toegestaan, de patrijs staat op de Rode Lijst.

Jagen is in deze perioden toegestaan tussen zonsopgang en zonsondergang. Voor de wilde eend is jagen in die periode toegestaan van een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang.

Voorwaarden voor het jagen

Aan het jagen is een aantal voorwaarden verbonden. Er gelden bijvoorbeeld beperkingen voor de jachtmiddelen en jachtvelden moeten aan bepaalde eisen voldoen. De jacht is niet geopend in Wetlands, Vogelrichtlijngebieden en gebieden die in de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen als beschermd natuurmonument. De jager mag bij het jagen het dier niet onnodig laten lijden.

Jachtmethodes

  • Jacht voor de      voet: Een kleine jacht voor doorgaans één of enkele personen. De jager      loopt, al dan niet met een hond, door het jachtveld en bejaagt daar het      wild.
  • Waterwild: Deze      jacht is tegenwoordig alleen toegestaan op wilde eenden. Ze kunnen onder      meer worden bejaagd vanaf een boot, een eendenkooi of vanaf een bedekte      omgeving op de grond.
        
        
  • Jacht in de      'aanzit' Heeft doorgaans plaats bij zwartwild (wilde zwijnen) maar ook bij      herten en reeën. De jager loopt niet door het veld maar blijft lange tijd      op dezelfde plek om het dier voor schot te krijgen. Vaak in combinatie met      jacht op de hoogzit.
  • Jacht in de      'hoogzit': Jagen vanaf een verhoging. Het jachtveld is beter te overzien,      wild makkelijker te tellen, het schot beter te maken. Hierbij zit je vaak      in een hutje. Doordat je hoger zit heb je vrijwel altijd een veilige      richting omdat de kogel bij doorslag in de grond komt.
        
        
  • Drukjacht: Eén      jager jaagt het wild op, waarna een tweede jager, vaak vanuit een hoogzit,      het wild bejaagt
  • Lokjacht: De      jager lokt met voer en lokkers het wild naar de hoogzit. Vaak gebruikt bij      jacht op de houtduif.
        
        
  • Drijfjacht: De      drijfjacht heeft plaats met meer jagers. Behalve door de jagers wordt aan      de drijfjacht ook door een aantal honden en de nodige 'drijvers'      deelgenomen. De dieren worden uit een bepaald gebied gedreven door hond en      mens en 'opgewacht' door de jagers.

Verantwoordelijkheid voor de natuur

Door wegenaanleg, stadsuitbreiding en huizenbouw is de ruimte voor natuur steeds verder geslonken. Toch leven in Nederland veel dieren in het wild. Dit is mede te danken aan het fauna- en natuurbeheer door ongeveer 28.000 jagers die veel werk in het veld verzetten. De taken en verantwoordelijkheden van de jager zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. De overheid streeft in het gebied naar een wildstand die enerzijds geen bedreiging vormt voor de landbouw en anderzijds de dieren een optimaal leven verschaft. Als er door faunasoorten schade is aangericht aan de landbouwgewassen, verleent de jager op verzoek van de betreffende boer zijn diensten, voor zover er natuurlijk op de soort gejaagd mag worden. Ook tellen jagers de dieren, zodat een goed beeld kan worden verkregen van de populatieontwikkeling en het afschot voor het komende jaar bepaald kan worden.

Belangrijke faunagegevens

Om hun werk goed te kunnen doen, werken jagers samen in wildbeheereenheden (WBE’s): samenwerkingsverbanden van jagers in een gebied. Samen brengen zij populaties in kaart en stellen wildbeheerplannen op. Dit soort faunagegevens wordt landelijk verzameld in de WBE Databank van de KNJV. Deze gegevens worden onder meer gebruikt voor de onderbouwing van de provinciale faunabeheerplannen. Minister van landbouw Cees Veerman erkende in april 2006 het belang van de WBE Databank: “Het aantal vossen dat wordt geschoten, wordt gemonitord door de wildbeheereenheden en opgenomen in de database die al jaren heel correct door de KNJV wordt bijgehouden. Deze gegevens worden ten behoeve van ons door de KNJV verzameld en gepubliceerd”[9].

Jagen, beheren en bestrijden

In de herfst en winter wordt het meeste wild gegeten, want dat is de periode dat er op de meeste wildsoorten mag worden gejaagd. De jonge dieren zijn dan zelfstandig en de populatie is het grootst. Verder worden jagers het gehele jaar door ingeschakeld voor het beheren van populaties grote hoefdieren: reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen. Doordat de natuurlijke vijanden (met name de wolf, wilde kat en lynx) in Nederland zijn uitgeroeid, heeft de jager in feite de rol van roofdier overgenomen. Jagers helpen ook bij de bestrijding van (dreigende) land- en bosbouwschade: landbouwgewassen en jonge bosaanplant vormen voor veel dieren een aantrekkelijke voedselbron. Zij eten deze gewassen op, bevuilen of vertrappen ze, of wroeten akkers om. De grondgebruikers moeten veel doen om wildschade aan hun gewassen door bijvoorbeeld wilde zwijnen en ganzen te voorkomen. Daarvoor plaatsen zij knalapparaten, vlaggen en linten, vogelverschrikkers en afrasteringen.

Samenwerking terreinbeheerders

Jachthouders als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen, de landbouw, particuliere grondeigenaren en de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) werken op provinciaal niveau samen in een Faunabeheereenheid. De Faunabeheereenheden schrijven een faunabeheerplan dat de basis is voor de uitvoering van het provinciale faunabeleid. Op grond daarvan worden ontheffingen verleend voor het afschot van de beheer- en schadesoorten – bijvoorbeeld ter regulatie van het aantal reeën ter voorkoming van verkeersongelukken. Grote aantallen zorgen voor veel onrust, waardoor deze dieren wegen oversteken, op zoek naar nieuwe leefgebieden die er vaak niet zijn.

Hoogzitten

Een hoogzit is een hoog bouwsel in het bos, vanwaar men wild kan schieten of observeren. De hoogzit kan bestaan uit een toren of een jachthut, of uit een gecamoufleerd platform met daarop een stoel, bijvoorbeeld bevestigd aan de stam van een dennenboom en die men met een laddertje kan bereiken. Het schieten van wild doet men vanaf een verhoging om meerdere redenen.

  • Veiligheid:      Indien men op een verhoging zit schiet men naar beneden waardoor de kogel      een kortere baan heeft en dus minder schade kan aanrichten aan zaken waar      dat niet de bedoeling is
  • Men heeft een      beter overzicht
  • Het wild heeft      de jager minder snel in de gaten.

Vanaf een hoogzit wordt doorgaans alleen groter wild geschoten. Men moet denken aan vossen, reeën, herten en (ever)zwijnen

Geweren

Veruit de meeste jagers maken gebruik van een geweer om de jacht uit te oefenen. Dit omdat het naast een pijnloze de meeste efficiënte middel is om mee te jagen. De jager gebruikt twee soorten geweren, het hagelgeweer en het kogelgeweer (ook wel kogelbuks genoemd). Het Hagelgeweer wordt voor namelijk gebruikt voor kleinwild. Dubbelloops hagelgeweren zijn er in twee vormen: met de lopen naast en boven elkaar. Enkele modellen zijn: Browning, Winchester, Lincoln en Zabala.

Toegestane jachtmiddelen zijn: geweren, honden (geen lange honden), gefokte jachtvogels (havik en slechtvalk), geregistreerde eendenkooien, lokeenden of lokduiven (mits niet blind of verminkt), fretten en buidels. Geweren die voor de jacht of voor beheer en schadebestrijding mogen worden gebruikt, kunnen op de jachtakte worden bijgeschreven.

Termen uit de jacht

  • Apporteren: het      wild naar de jager brengen door de jachthond
  • Biotoop:      leefomgeving van dieren
  • Drift: een stuk      land wat men opdrijft
  • Drijfjacht: jacht      met drijvers
  • Hofjager': Een      jager in dienst van het Koninklijk Huis
  • Drukjacht: een      manier van jagen waarbij de jagen in het bos zit en één drijver met hond      het wild op de voet probeert te brengen
  • Jachthuurovereenkomst:      een overeenkomst voor de huur van een jachtgebied.
  • Jachtopziener:      Een persoon in dienst voor de toezicht o.a. op natuurparken en      jachtgebieden, met name om stroperijen tegen te gaan, illegale stortingen,      overlast bromfietscrossers etc. en wildbeheer o.a. door het tellen van      wild, enz..
  • Kegelen: het      zich op de achterlopers verheffen door haas of konijn om beter te kunnen      rondkijken
  • Klokhuis:      organen (hart, longen, lever, nieren)
  • Klucht: groep      patrijzen
  • Laveien: voedsel      zoeken
  • Lepel: oor van      een haas of konijn
  • Loper: poot van      haas, konijn en grote hoefdieren
  • Partou: aangeven      dat er lopend wild is gesignaleerd
  • Pekelen: De      urine uit de blaas van een haas/konijn drukken Dit om de kwaliteit van het      vlees te behouden.
  • Rammelaar:      mannelijk haas of konijn
  • Rekel:      mannelijke vos
  • Schelden: geluid      van een verstoord ree
  • Spiegel: wit      stukje vacht op het achterste van een ree
  • Tableau: de      totale hoeveelheid geschoten dieren van een jachtdag
  • Tiro: aangeven      dat er vliegend wild is gesignaleerd
  • Verwaaiing: geur      die een levend wezen verspreidt: lichaamsgeur of zweet
  • Vossenjacht: een      jacht te paard met een meute jachthonden, in Nederland vindt dit echter op      een weidelijke manier plaats, met het geweer.
  • Weidelijkheid:      verantwoordelijke houding tegenover mens, plant en dier

Jacht en jachthonden

Jacht en jachthonden zijn bij veel mensen populair, omdat ze graag samenwerken met mensen en meestal erg vriendelijk, actief en intelligent zijn. Door gerichte fokkerij op jachtkwaliteiten, zijn deze eigenschappen genetisch vastgelegd. Verschillen tussen landen en culturen leidde tot verschillende jachtvormen. Door selectieve fokkerij in verschillende landen, ontstond een grote verscheidenheid aan soorten jachthonden. Elk jachthondenras heeft zijn eigen specifieke kenmerken en mogelijkheden, maar voor alle rassen geldt, dat de hond tekort komt als hij alleen drie keer per dag een blokje om mag. De Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV) houdt zich bezig met de jacht met het geweer. De honden die daarbij worden gebruikt zijn in te delen in: staande honden, spaniels, retrievers, lopende honden, zweethonden, dashonden en terriërs. Sommige honden hebben een taak ‘voor het schot’, andere worden vooral ingezet voor het werk ‘na het schot’. Ook zijn er rassen die in beide situaties ingezet worden.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is de wet waar de Nederlandse natuur, dus ook de jagers het meest mee te maken hebben. De wet gaat uit van bescherming van de inheemse flora en fauna, waarbij het 'nee - tenzij'- principe een belangrijke rol speelt. Voor een algemene inleiding op de wet kunt u kijken bij 'Folder Flora- en faunawet'. De letterlijke wetteksten zijn te vinden op de site van het ministerie van LNV (www.minlnv.nl). Veel mensen denken dat alle handelingen met een geweer bij jacht horen. Dat is niet zo. Daarom hebben we de verschillen tussen jacht, vrijstelling, aanwijzing en ontheffing, zoals ze te vinden zijn in de Flora- en faunawet, op een rij gezet.