De ontdekkingsreis van Debbie

 


Bij de piramide van Gizeh in Egypte (2010)

Heel af en toe loop ik nog eens binnen bij de Gebrande Waateren. Meestal overdag even. Krantje lezen, bakje koffie. Of het toeval is of niet, maar twee keer trof ik bij de toog een paar steigers aan met Debbie Bebseler erop die het plafond aan het opsieren was. De eerste keer deed ze dat met klassieke lp-hoezen, de tweede keer schilderde ze fraaie taferelen met Herman Brood als hoofditem. Ik was aangenaam verrast. Dat zoiets kon in het oude, traditionele café van de familie Varenbrink en ook dat iemand op dit idee kwam. Debbie is in 2007 van café De Witte overgestapt naar De Gebrande Waateren. Haar creativiteit bracht het bijna stilgevallen boerderijcafé in een nieuwe fase. Ze pimpte de boel op. Website, facebook, jeugdigheid, volk over de vloer, goeie muziek door de speakers, concertjes. Op 5 april staat weer een bijzonder evenement op de rol van het  café: de reünie van de vaste Café De Witte-klanten van vroeger.
Ik wilde meer weten over dit creatieve, unieke mens. We spraken elkaar in het café dat al 215 jaar oud is.

'Een dorpskroeg is een levenswijze'
Debbies leermeester is niemand minder dan Gerard de Witte, de voormalige kroegbaas die ruim een jaar na de sluiting van zijn café in 2007 zo tragisch verongelukte met de motor. Debbie kreeg als vijftienjarige bij de kroeg op het kruispunt een baantje als schoonmaakster en keukenhulp. De datum waarop ze door Gerard vanuit het niets achter het buffet werd geposteerd, kent ze uit het hoofd. ‘Ik heb het altijd onthouden, 8 november 1998. Het was kneiterdruk in het café, iemand kwam niet opdagen, Gerard riep me, ik had nog nooit achter de bar gewerkt. Ik begon eraan en zo is het altijd gebleven’, glimlacht ze. Een nieuwe fase in haar grillige levensloop was ingegaan. Gerard donderde haar met een grote boog in een draaikolk en ze redde zich. Sterker nog, de horeca was haar op het lijf geschreven. Ze drukt zich gevoelvol uit over deze tak van sport. Is werken in de kroeg een passie, vraag ik haar. Haar ogen zeggen genoeg. ‘Jaaah, eens in de horeca, altijd in de horeca. Een dorpskroeg is een levenswijze. De mensen in jouw kroeg worden je vrienden. Zo zie ik de gasten hier. En dat was bij De Witte ook al. Ik zie ze veel en mag ze graag spreken.’


EIGENWIJS
Vol overtuiging vertelt ze over Gerard, haar eigenzinnige leermeester. ‘Hij voedde me op met deze manier van denken. Ik leerde als tiener dat leven al kennen en heb veel  geleerd van de stijl waarmee hij zijn bedrijf leidde. Ik kijk nogal idealistisch terug op die tijd. Het was mijn leerweg als mens.’
‘Was hij inspirerend?’ vraag ik. Weer gaan haar ogen wijd op. ‘Jaaah. Zeker. Het was een heel inspirerende man. Erg eigengereid, maar ook nieuwsgierig, soms nukkig en heel eerlijk. Als puber wilde je bepaalde opmerkingen liever niet horen. Maar Gerard was recht voor de raap. Af en toe was hij hard. Hij hield niet van teuten. Hij was eigenwijs in de goeie zin van het woord. Als hij een standpunt had, had hij dat standpunt. Niemand bracht hem eraf, want hij onderbouwde het goed en had inderdaad meestal gelijk. Jaaah, inspirerend was hij absoluut. Hij bekeek bepaalde kwesties van een heel andere kant dan de meeste mensen. Daar keek ik als tiener van op. Ik vond hem trouwens ook wel eens doorslaan in zijn eigenwijsheden. Als er bijvoorbeeld ergens in het café een technisch mankement was, herstelde hij dat op een provisorische manier, zodat het even later weer kapot ging. “Doe dat nou anders”, zeiden we dan. Nee. Het moest toch zo, volgens hem.’

Debbie en Marleen (2013)

Je bent nu 32 jaar. Hoe ben je opgegroeid?
‘Ik ben de oudste van twee kinderen. Mijn zusje Marleen is bijna 29 jaar. Ze woont in Almelo. Marleen is geestelijk en lichamelijk gehandicapt. Voor mijn ouders moet het best een heftige tijd zijn geweest. Ze waren beide erg jong en moesten de eindjes aan elkaar zien te breien toen. Dat besef je als kind natuurlijk niet, maar nu kan ik er niets anders dan diep respect voor opbrengen. In 2006 is Marleen heel ernstig ziek geweest. Nierfalen. Het ging allemaal net goed. Een jaar lang heeft ze moeten dialyseren. Als bij een wonder kreeg ze al een jaar later een donornier. Ze heeft ruim een half jaar in het ziekenhuis gelegen in Utrecht. Vooral voor mijn ouders was het een heftige tijd. Ze verbleven in het Ronald Mc Donald-huis in Utrecht en ik reed er dagelijks naar toe, want ik moest overdag gewoon naar school of bij De Witte werken.’
'Ik ben in mijn leven twaalf keer verhuisd. Eerst woonden we boven de slager, toen ik 4 jaar was verhuisden we naar Bomhof 7 en twee jaar later naar Bomhof 23. Mijn ouders bouwden daar een huis. Daar heb ik gewoond van mijn zevende tot mijn zeventiende. Leuke tijd. Ik heb een heel prettige, onbezorgde jeugd gehad. Ik was als kind een wildebras, schrok nergens voor terug en was erg nieuwsgierig naar alles om me heen. Ik pakte alles aan wat op m'n pad kwam. Duizenden keren ging ik op de spreekwoordelijke 'bek'. Maar dat hindert niet, als je het maar op weet te lossen en - waar nodig - goed weet te maken. Nu nog steeds is nieuwsgierigheid naar het onbekende iets wat me mateloos aantrekt.’
‘Er woonden op de Bomhof veel kinderen, veel leeftijdsgenootjes. Ik mocht ook graag alleen zijn, maar meestal waren we buiten. Op straat. Hutten bouwen, spelen, vies worden, ravotten, het bos in. We waren vaak met velen. Ik weet nog dat het eens flink gesneeuwd had en we met zo’n twintig kinderen op sleetjes buiten speelden toen Sam (Alfons Semmekrot) onze sleetjes aan elkaar knoopte en achteraan de trekhaak van zijn auto vastmaakte. De auto reed dus met twintig sleetjes met kinderen erop door de straat. Fijne tijden. Jammer dat je nu nauwelijks nog kinderen buiten ziet spelen. ’

Wie zijn je vader en moeder?
‘Mijn vader Nico is een ontdekker, een enorme levensgenieter met een open mind. Hij komt uit een gezin in Wiene met elf kinderen. Hij is niet bang om dingen uit te proberen en neemt de mensen zoals ze zijn. Nieuwsgierig is hij ook. Hij heeft 25 jaar bij de firma Oosterbeek gewerkt. Hij nam grondmonsters. Menige boer kent hem daarvan. Hij runt nu samen met mijn moeder Eko Twente aan de Goorsestraat, een biologische supermarkt voor de hele regio. Dat gaat heel goed. Ook steeds meer Hengeveldenaren ontdekken de zaak.
Mijn moeder Astrid Hafkamp is een dochter van Antoon en Christie. Ze komt uit een gezin met vijf kinderen. Ze heeft ruim 25 jaar geleden vanaf de oprichting in de Kanderij gewerkt, de cafetaria van Jan en Thea Assink, die binnenkort dicht gaat. Dan zal haar werk er daar wel opzitten, denk ik. Ook zij is open-minded, rustig van aard en heel oprecht.  Ze laat iedereen in de waarde en is alles behalve bekrompen denkend. Creatief is ze ook, ze tekent en schildert heel goed. Ze heeft mij ook altijd gemotiveerd om creatief bezig te zijn.We hebben een ontzettend hecht gezin. We gaan binnenkort samen naar de Stones met mijn oom en tantes van mijn moeders kant. We zijn er altijd voor elkaar. Ik zie mijn moeder meer als vriendin dan als moeder. Als ik wat heb, ga ik naar haar.’

En wie ben jezelf?
‘Ik heb de mavo gedaan in Haaksbergen, deed daarna in Almelo een mbo-opleiding bloemschikken en handel. Toen was ik er klaar mee. Ik was veel te druk met van alles behalve school. Ik leefde chaotisch en ben vooral slecht in dingen die me worden opgelegd. Bij de Bloemenruiker kreeg ik werk. Ik was 18 jaar, liep er stage en kreeg daarna een fulltime baan voor 43 uur in de week. Ik ben er acht jaar gebleven. Wie ik verder ben? Ik ben creatief en heb net als mijn ouders heb ik een open mind. Ik heb van hen geleerd dat iets wat afwijkt, niet raar hoeft te zijn. Er is meer in de wereld dan datgene wat ons voorgekauwd is. Bij mij uit zich dat in het ontdekken van letterlijk alles wat ik tegenkom of waar ik nieuwsgierig naar ben. Veel Hengeveldenaren zijn daar anders in. Die houden van de normale gang der dingen. Ik niet. Ik ben niet bang de gebaande paden te verlaten. Dat uit zich ook in mijn leefwijze. Ik doe vrij veel, doe veel cursussen en heb er ook al verschillende gevolgd, tekenen, schilderen, naaien, drummen, bewust communiceren, gebarentaal in verband met mijn zusje, vorig jaar meubelmaken. Ik wil nog fotografie gaan doen en kunstgeschiedenis.
Ik ga graag op ontdekkingsreis. Zo was ik met mijn partner Eric in 2010 bij het Burning Man Festival in de woestijn van Nevada. Het gaat daar niet alleen om kunst en muziek, maar je bouwt er tijdelijk een gemeenschap op waar iedereen, ongeacht ras of afkomst, zichzelf kan uiten in waar hij of zij het beste in is. Je moet zelf zorgen voor je eten, water en slaapplek.’

Je hebt veel gereisd. Dat past bij jou persoonlijke ontdekkingsreis van het leven?
‘Ik ben enorm nieuwsgierig. De wereld heeft zoveel te bieden. Het is zo bijzonder om al die verschillende mensen te leren kennen en om hun culturen te proeven. Dat heeft mijn mateloze interesse. Landen waar ik geweest ben? Cuba was indrukwekkend. India ook. Maleisië met Eric en zijn dochters, Australië, de USA, Dubai, Egypte, verschillende Europese landen. Alles was interessant en schitterend.’
Ben je gelovig? ‘Nee. Helemaal niet. Ik ben er wel mee opgevoed maar van huis uit was het geen moeten. Ik vind de kerk opdringerig. Ik geloof er niet in. Ik ben geen heiden, maar ik geloof in mijn eigen dingen. Ik vind het trouwens wel mooi dat veel mensen er steun in vinden.’

'Debby op het Burning Man Festival in de woestijn van Nevada. Het mondkapje is nodig vanwege het overvloedige stof (2010)

Politiek?‘Dat vind ik tegenwoordig zo’n poppenkast. Dan zie ik die haantjes tegenover elkaar staan bekvechten over dingen die niks met echte politiek te maken hebben. Nee, ik heb niet gestemd voor de gemeenteraad. Het kwam er niet van. Maar ik vind het wel belangrijk om te doen.’
Natuur?‘Ja, daar ben ik gek op. Van kinds af al. Alles, de hele flora en fauna interesseert me. Als kind was ik al met rupsen en vlinders bezig. Ik wandel veel, vroeger soms wel 30 kilometer, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor. Als Eric en ik op reis gaan, gaat hij liever naar steden en ik liever de natuur in.’
Muziek? ‘Hangt van de stemming af. Ik hou van de oudere rockmuziek en ben heel gek op blues.Tijdens het schilderen luister ik naar klassiek en tijdens het uitgaan naar muziek van nu. Ik ben ook gek op Ierse volksmuziek.’


Met Eric op Cuba (juli 2013)

Je noemt de naam van je partner Eric. Had je voor hem ook al vaste relaties gehad?
‘Toen ik 15 was kreeg ik verkering met Wilco Hoesstee. Echt een maatje en we konden het bijzonder goed met elkaar vinden. Twee jaar waren we samen, maar ik was veel te jong, achteraf gezien. Er was nog veel te ontdekken. Wel bleef het een erg goede vriend. In 2006 overleed hij helaas aan de ziekte CF. 
Daarna kreeg ik verkering met Helmuth Zwienenberg. Toen ik 21 was, kon ik samen met hem de boerderij van Jannink bewonen. Dit was het ouderlijk huis van de familie Jannink. Het huis was compleet uitgeleefd. Het kostte aardig wat verbouwingen voor we erin konden. Wel was het een leuke tijd. Veel mensen hebben geholpen. Ik vind het altijd leuk, als er veel mensen om me heen zijn. Daarom ben ik in de horeca beland, geloof ik. Eén jaar heb ik daar gewoond toen de relatie eindigde. Ik bleef een vrijbuiter en wilde graag nog zoveel mogelijk doen en ontdekken en dat bleek niet zo goed samen te gaan.
Ik ben terug gegaan naar mijn ouders, want ik was net een deeltijd opleiding PABO begonnen, maar die heb ik niet afgemaakt. Ik ben gewoon simpelweg niet zo goed in hele dagen met hetzelfde bezig te zijn, denk ik. Het was of school, of werk. In mijn leven was meer te doen, vond ik. Ik kreeg een relatie met Jos ter Haar en hij was hetzelfde als ik. Het leven is te mooi om thuis te zitten. We zijn overal heen geweest. Allerlei festivals afgelopen, mooie reizen gemaakt, duikbrevetten gehaald, concerten bezocht, ik ging mee nachtvissen, we deden aan allerlei evenementen mee, enzovoort. We woonden boven schilder Lentelink. Het huis hadden we in alle kleuren van de regenboog geschilderd. Een fijne, vrolijke tijd vol uitdagingen en ontdekkingen. Maar ik ging intussen vriendschappelijk veel om met Eric Brummelhuis en dit groeide uit naar iets wat ik niet goed thuis kon brengen. Geen idee wat ik ermee moest, maar ik vond dat ik dit met Jos moest bespreken. We besloten toen om onze relatie te stoppen.’

ERIC
Debbie vertrok naar Australië voor een paar maanden. Ze wilde op zichzelf zijn. ‘Ik was er helemaal klaar mee’, zegt ze over die moeilijke periode in haar leven. 'Mijn relatie met Jos was geëindigd.Ik ging veel om met Eric, een man die 20 jaar ouder was.Ik huisde dankzij hem in een opslagruimte aan de Goorsestraat tussen dozen. Dat was onwijs gezellig en een mooie, maar tijdelijke oplossing. Het deed in Hengevelde veel stof opwaaien. Mensen trokken zelf conclusies. Ik moest daar vaak om lachen. Sommigen dachten dat ik daar als een soort van zwerver woonde. Niemand vroeg mij persoonlijk hoe het nu echt zat. De verhalen werden alsmaar wilder. Vooral over mijn relaties. Veel mensen dachten dat ik zomaar vreemd was gegaan. Het tegenovergstelde was waar. Waarom vroeg men mij niet wat er gaande was? Dan had ik het uitgelegd. Dat heeft af en toe best pijn gedaan, maar ik veranderde mijn eigen beslissingen hierom niet. Ik was overal open over geweest, deed niemand pijn, had er heel bewust over nagedacht en stond achter mijn eigen beslissingen.’ 

Ze trok in haar eentje met een huurauto door het oosten van Australië en door het eiland Tasmanië. Ze genoot van de prachtige reis en kwam intussen weer met zichzelf in het reine. Daarna was het allemaal wat rustiger. ‘De mensen waren inmiddels wel klaar met de meeste verhalen en er veranderde toch niets aan.’
Debbie ging in een van de appartementen boven de paardenwinkel wonen. Later, in 2010, toen Eric en zij besloten samen te gaan wonen en ze Erics huis gingen verbouwen, hebben hij en zijn twee dochters Hanne (20) en Diede (16) nog vier maanden bij haar in gewoond. Nu woont ze alweer een aantal jaren bij Eric en de 'dames' in huis. ‘Dit kostte wel even schakelen natuurlijk. Van beide kanten viel er een hoop te wennen en het is niet altijd het even makkelijk, maar dat is logisch. Ik wist het van tevoren.’ 

De naam Eric was al gevallen, haar 20 jaar oudere levenspartner waarmee ze dus sinds een jaar of vier samenwoont aan de Diepenheimseweg. Eric is eigenaar van een bedrijf in koeltechniek en airco’s. Hij is sinds juni 2007 toen zijn vrouw Lisette overleed, weduwnaar. Ze vertelt het verhaal van deze bijzondere relatie. ‘Eric is in veel opzichten hetzelfde als ik. En het is een inspirerende man die niet voor één gat te vangen is. Eric komt altijd met oplossingen. Hij is slim, vindingrijk, een echte handelsman.’

Foto links: Duiken in Australië (2008)
Foto rechts: Met Eric in het zuiden van Californië aan het strand van Santa Monica (2010)

GEBRANDE WAATEREN
We zitten gezellig te praten. Debbies levensverhaal is indrukwekkend. Een bijzondere, jonge vrouw zit tegenover me. Soms denkt ze na. Maar ze is eigenlijk steeds openhartig. Het is dinsdag. Ze heeft deze middag naailessen gehad en op deze avond telt ze altijd de spaarkasjes die in het café hangen. De klanten gooien er elke week € 2.50 in. Aan het eind van het jaar levert dat een feestavond op van hun eigen geld.

Hoe ben je bij de Varenbrinks verzeild geraakt?
‘Ik de zomer van 2007 ging De Witte dicht. Ik had het al gehoord en was naar Frankrijk op een rondreis- annex visvakantie gegaan met mijn toenmalige vriend Jos. We zaten op een boot midden op een meer toen Gerard mij belde.
“Ja. Gerard hier. Heb je er wel eens over nagedacht om bij Varenbrink aan de slag te gaan?”
Ik zei dat ik dat wel wilde, maar dan fulltime. Ik bedacht me dat het me een bijzonder mooie uitdaging leek om fulltime werkend dat café weer leven in te blazen. Er gebeurde weinig, althans niets wat jongeren aanging. Ik vond dat er meer uit te halen was. Ik zag mogelijkheden om er wat van te maken. Er zou immers ook een café verdwijnen. En ik kon het daarnaast maar moeilijk verkroppen dat ik het sfeertje van het café, waarin ik een deel van mijn jeugd had doorgebracht en waar ik zoveel had geleerd, compleet achter me moest laten. Dat vertelde ik Gerard aan de telefoon.
“Ik bel je terug”, zei hij. Moet je je voorstellen. Ik zat daar midden op een meer.
Vijf minuten later belde hij terug. “Ja, Gerard hier, je hebt een baan bij Varenbrink voor dertig uur en je moet volgende week woensdag even bij hen op de koffie”. Punt.’

Je kreeg veel zeggenschap, maar je moest samenwerken met de veertig jaar oudere eigenaren.
‘Het was geweldig om als het ware je eigen café te runnen. Natuurlijk was het niet mijn eigen café, want de eigenaren waren nog altijd Ans en Bernard. Wel kreeg ik veel vrijheid in het organiseren en regelen van de activiteiten en het aankleden van het café. Het was af en toe best wel geven en nemen en niet altijd makkelijk om met meerdere kapiteins op één schip te zitten. Maar goed, zij zijn de eigenaren en hebben het terecht voor het zeggen.
Op de een of andere manier komt het telkens weer terug dat ik graag met styling bezig ben. Ik sleepte ergens op een rommelmarkt een aanhanger met oude schilderijen aan en hing er het café mee vol, we organiseerden verkleedfeestjes en veranderden telkens het plafond boven het schap. Dan waren het lp's, paraplu's in de herfst, een Oostenrijks winterlandschap in de wintermaanden en plastic bloemen in de lente. We hebben inmiddels aardig wat verschillende evenementen georganiseerd. Van de Hengeveldse Avond tot spooktochten en van fietstochten tot bowlingkampioenschappen. Ik wilde dat het een café zou worden waarin iedereen zich welkom zou voelen. Ongeacht leeftijd, bezigheden of interesses.’


Debbie, organisator bij De Gebrande Waateren (december 2013)

Die lp-hoezen. Prachtig vond ik dat en nu die taferelen met Herman Brood. Hij heeft hier zelf ooit aan de bar gezeten. Dat je dat plafond mocht beschilderen?
‘Ja, dat vonden ze prima. Het is heel kleurrijk. De Gebrande Waateren is ook een muziekcafé. De muziek van Brood past bij het sfeertje hier. We hebben ook de zaal geschilderd. Ik heb het tien keer moeten vragen, maar toen we zeiden dat we het gratis deden mocht het. Het is mooi dat het er leuk uitziet en dat het mensen trekt.’

De gasten van De Witte mengden zich zes, zeven jaar geleden met die van Varenbrink. Hoe ging dat?
‘In het begin was dat vrij lastig. Er kwamen hilarische kwesties uit voor. Geit Beuving was gewend om op zondagavond in het café naar de televisie te kijken, terwijl de 'nieuwe'gasten daar niet bepaald op stonden te wachten. De muziek stond volgens de stamgasten van Varenbrink steevast te hard, terwijl de 'nieuwe' gasten de schuif steeds iets hoger zetten. Dit alles weliswaar met een knipoog. Het ging echter prima. Ik had natuurlijk helemaal geen kaas gegeten van het runnen van het café, dus deed ik wat me het beste leek. Gewoon doen en leren van de fouten.’

Veel fouten gemaakt?
‘Jazeker, ik ben vaak op mijn bek gegaan. Een fietstocht organiseren zonder wegennamen te benoemen is bijvoorbeeld zoiets. Live muziek laten komen zonder licht en geluid. Niet handig. Dom vooral. Een feest aannemen en te weinig personeel inzetten. Wist ik veel, ik had het nooit eerder gedaan. Maar alles werd wel weer opgelost.’

Je werkt intussen nog maar een paar uur bij Varenbrink. Waarom?
‘Ik werkte bijna alle avonden. Het was al gauw geen dertig uur meer, maar het dubbele. Dat was niet meer te combineren met mijn leven en andere bezigheden. Nu werk ik de maandagavonden nog achter het schap. Daarnaast regel ik de evenementen, promotie en activiteiten nu samen met Lieke Kuipers. Dat is erg gezellig en het werkt fantastisch tussen ons tweetjes. Ik kan het simpelweg niet laten. We hebben zo bikkelhard gewerkt om de kroeg weer nieuw leven in te blazen. Ik kon het ook gewoon slecht  hebben dat er niets meer georganiseerd zou worden. Dit doen we veelal vrijwillig.’  

Vrijwilligerswerk in een commercieel bedrijf, is dat niet raar?
‘Neuh, vind ik niet. Een ander doet bijvoorbeeld vrijwilligerswerk in een instelling of helpt mensen. Wij doen vrijwilligerswerk in een kroeg, zodat mensen er een leuke tijd hebben. Da's eigenlijk hetzelfde. Het voelt helemaal niet als werken.’

Binnenkort is er een reünie van De Witte bij Varenbrink.
‘Het is een idee van een van de stamgasten. De reünie is geheel door de gasten georganiseerd. Ik help alleen hun ideeën uit te werken. Het hele weekend wordt door hen geregeld en verzorgd in het kader van het zogenaamde klotenweekend. Er wordt nog vaak over De Witte gepraat. Alles kon daar. Er was nooit een strakke lijn. Feestjes liepen vaak uit de hand. Kwam iemand in zijn werkkloffie binnen, oké. Mooi dat je er bent. Zat hij er ’s avonds nog? Ook goed. Wilde je iets organiseren? Prima. Gerard gaf wel tips, maar liet me verder vrij.’

Hoe ziet je leven eruit anno 2014?
‘Op maandag werk hier bij Varenbrink, dinsdagavond ook. Verder werk ik op donderdag bij Eko Twente, bij mijn ouders in de winkel en volg ik nog een aantal cursussen. Er is bij huis ook genoeg werk te doen, want we wonen buitenaf. In de vrije tijd mogen we graag van alles doen. We rijden motor, maken veel reizen, gaan overal heen, musea, festivals, concerten, steden, we maken graag nieuwe contacten, enzovoort.  
Ooit hoop ik een soort van open atelier te beginnen waarin van alles te koop is wat ambachtelijk is gemaakt. Van meubels, sieraden, keukenlinnen tot bedlinnen, kado-artikelen, schilderijen en ga zo maar door. Er moet dus nog een hoop geleerd worden en daarnaast ook veel gemaakt worden. Een leeg atelier is ook niet de bedoeling. Niets staat nog vast hoor, maar in dromen moet je geloven.
Er is nog zoveel te doen.’