Goorsestraat – Aflevering 7 – Familie Braakhuis


Rudolf voor de smederij (1973).

Centraal in het dorp had je vroeger naast de winkel van Smit de smid. De firma Braakhuis werd zeven dagen per week door de boeren uit de omgeving bezocht. Ze lieten er hun paard beslaan door vader Johan Braakhuis, door zijn zoon of door hun knecht Eef. Er moest een stuk ijzer gesmeed worden. Er moest gelast, gespleten of geponst worden. IJzeren stangen moesten gebogen worden. Ik herinner mij dat ik als schooljongen wel eens een boodschapje moest doen bij Braakhuis en dat ik met open mond naar het aambeeld stond te kijken waarop de smid gloeiend hete buizen of andere staven ijzer met kletterend geweld behandelde. Prachtig gezicht, mooi klinkende geluiden. Je oren suisden ervan. En ik herinner me ook nog de geur van de paardenhoeven als de Braakhuizen daar met vierkante spijkers een geelgloeiend hoefijzer tegenaan timmerden met het betreffende paardenbeen tussen hun eigen benen. Die geur vond ik bijzonder en ook best wel lekker, dat herinner ik mij nog goed.

De familie Braakhuis staat centraal in de zevende aflevering van de serie over de Goorsestraat in de jaren vijftig. Veel Wegdammers die aan deze bedrijvige straat opgroeiden, zijn naar elders vertrokken. Zo ook de Braakhuizen. Alleen Dinie, de weduwe van Rudolf Braakhuis, woont nog in Hengevelde. Met haar sprak ik uitgebreid.

Hoefijzers, kachels, telegrammen, nasiballen, aquarellen

Ze is bijna 85 en woont in een fraai huis aan de Bretelerstraat. Dat wil zeggen, Dinie Braakhuis-Oude Lansink woont zelf beneden en haar eeuwige metgezellin Truus ter Avest (71) woont boven. ‘Maar ’s avonds om 8 uur komt Truus altijd naar beneden. Dan kijken we samen tv’, vertelt Dinie. Het is 56 jaar geleden dat haar steun en toeverlaat op vijftienjarige leeftijd bij Braakhuis in dienst kwam en eigenlijk nooit meer wegging.
Dinie zelf is op leeftijd, toch komt ze bijna nog tijd tekort.

Dinie in 1950.

Ga maar na: ze schildert verdienstelijk zoals insiders wel weten. Ik zag aan de muur in de woonkamer twee fraaie iconen van de heilige Maria hangen. Ze beoefent deze hobby sinds 1980. Ze nam lessen en ontwikkelde zich. Inmiddels heeft ze zeker 45 aquarellen en olieverf schilderderijen verkocht. Ze borduurt en is al twintig jaar lid van een club die wekelijks in de Marke bij elkaar komt. En één keer per week gaat ze naar de gym. ‘Er is altijd wat te doen’, zegt ze. ‘Soms pakken Truus en ik de auto die we samen hebben. Dan gaan we uit, doen we boodschappen. En op zondagmiddag gaan we altijd op pad om iets gezelligs te doen.’
In 2006 kreeg Dinie in het ziekenhuis een hartstilstand, werd meteen gereanimeerd, werd later nog twee keer gedotterd, maar ze voelt zich momenteel goed.

SNOR
Dinie was vijftien jaar toen ze vanuit de ouderlijke boerderij aan de Ulkenweg in Wiene naar het centrum van Hengevelde verkaste.  Ze kwam uit een gezin van negen kinderen. Dat was tijdens de oorlog. Ze werkte als dienstmeisje bij zuster Hendriksen, bracht ook tabletten rond langs de mensen en af en toe moest ze zelfs helpen met het wassen van oude mensen, zoals Karkhofsnaatje.  Ze werkte ook nog een jaar bij Goselink.
In 1948 kwam Dinie bij Braakhuis in dienst. Ze was bijna negentien jaar. Johan Braakhuis zwaaide de scepter in het bedrijf. Vooral vanwege zijn snor werd hij door de Wegdammers Tom Manders genoemd (dat was destijds een populaire, royaal besnorde artiest die ook onder de naam Dorus landelijke bekendheid genoot).
Johans dochter Annie was nog thuis. Ze deed het huishoudelijke werk, lette op de ijzerwinkel en deed het postkantoor dat ook door de familie werd gerund. Annie was de spin in het web. Haar moeder Anna was in 1946 op 57-jarige leeftijd gestorven toen ze op weg was naar haar dochter Lien in Terborg en op de Needseberg een hartstilstand kreeg. 


Annie en haar partner, schoolmeester Jozef Wegdam, hadden trouwplannen. Een jaar later trouwden ze. Toen Dinie aantrad, bestond het gezin naast Johan en zijn dochter Annie nog uit de zonen Albert, de elektricien, Rudolf die al in de zaak werkte en Ben die doordeweeks in Oldenzaal woonde bij zijn tante Leida, omdat hij daar op het Carmellyceum HBS-B zat.  Dan had je nog Eef Golbach, de knecht die ook inwonend was. ‘Het waren allemaal mannen. Ik heb heel wat overhemden moeten strijken’, zegt Dinie. ‘En wat dacht je van al die kapotte overalls. Hoeveel zijn er wel niet gesneuveld in de smederij.’

SPIL
Vader Johan bereidde Dinie al meteen voor op de periode dat Annie vertrokken zou zijn. ‘Hij stuurde me de derde dag al naar het postkantoor in Goor. Daar moest ik een eed afleggen van betrouwbaarheid, zodat ik ook de werkzaamheden op het Hengeveldse kantoor mocht doen.’ Zo groeide Dinie op jonge leeftijd toe naar haar rol als spil van gezin en bedrijf. Het was een dynamisch en gevarieerd bedrijf. Huishoudelijk werk zoals koken, wassen en strijken, klanten helpen in de ijzerwinkel met kachels, haarden, koffiekannen, strijkplanken, wasteilen et cetera en het postkantoor bedienen. De openingstijden waren ’s morgens van 8 tot 9 en ’s middags van half 2 tot half 4. Postzegels verkopen, telegrammen aannemen, geld storten op de giro. Gelukstelegrammen waren dubbel zo duur, want ze moesten meteen weggebracht worden. Dat deed Braakhuis senior zelf.  ‘Al met al was het runnen van het postkantoor een secure klus’, zegt Dinie. ‘Je moest elke dag rapporteren. Staatjes maken van de bedragen die gestort waren, het geld in een jutezakje doen en verzegelen. Dat moest om klokslag half 4 klaar zijn. Maar dan kwamen er soms nog mensen op het laatste nippertje en dat was best wel vervelend, want die wilden dan nog even geld storten of iets anders.  Dat kon dus niet en dan werden ze helg.’ Johan, door Dinie af en toe opa genoemd, wilde dat ook per se niet hebben. ‘Hij vond niet dat je daar mee heen moest doen. "Goor" kwam om half 4 de spullen ophalen en controleerde alles nog een keer. En zo ging dat elke dag.’

RUDOLF
In 1963 zijn ze met het postkantoor gestopt, overbuurman Varenbrink nam het over. ‘Zij waren al postbode, dus dat was gemakkelijk’, zegt Dinie die in de jaren vijftig in Marietje Westendorp een hulp had. En in 1958 kwam Truus. ‘We hadden zeven dagen per week altijd volk over de vloer. Ook op zondag. Dan kwam de boeren betalen of hadden een andere boodschap. En doordeweeks stuurden opa of mijn man Rudolf de boeren die moesten wachten tot hun paard beslagen was, bij ons naar binnen voor een kopje koffie. Zo ging dat. Het was een mooi leven, je moest hard werken. Je wist niet anders.’ Het was de tijd dat Hengevelde nog drie smederijen had. Naast Braakhuis, had je ook Rotink en Pelle.


Johan Braakhuis alias Tom Manders.

We willen graag wat meer weten over de mensen om haar heen. Dinie karakteriseert haar schoonvader Johan alias Tom Manders als een strenge, maar rechtvaardige man en ook een Pietje Secuur. ‘Het moest gebeuren, zoals hij het in zijn hoofd had. Ik pakte wel eens even kleingeld uit de kas van het postkantoor, maar als ik het vergat terug te leggen, was hij niet best te spreken. Maar ik kon heel goed met hem opschieten.
Omdat oudste zoon Jan, de beoogde opvolger van Johan, op 22-jarige leeftijd in 1942 na een lang ziekbed overleed, kwam zijn zoon Rudolf in de zaak. ‘Wie moest het anders doen? Albert was elektricien, Ben was onderwijzer’, zegt Dinie lachend. Rudolf was dus de man en zou later ook háár man worden. Ik vraag hoe dat zo gekomen is. Toen zij in 1948 haar intrede deed bij de Braakhuizen, was Rudolf daar ook, maar wanneer sloeg de vonk over? Wanneer kregen ze een oogje op hem? Of andersom? ‘Toen ik 22 of 23 was’, herinnert ze zich. Ze  vertelt dat ze samen met Rudolf in Goor naar de bruiloft ging van Jennie Keuper. Ik had een rood jurkje aan. Omdat ik ziek was geweest, leende ik dat van Annie.’Rudolf was kennelijk danig geïmponeerd want hij wilde de hele avond met Dinie dansen.  ‘Dat deed hij nooit. Na afloop zijn we samen naar huis gefietst.’ Ze lacht weer. ‘En toen hadden we verkering.’

VIER KINDEREN
Toen Johan en de anderen dat merkten, had het verliefde stelletje een probleem. Want ze mochten niet onder hetzelfde dak slapen. Dat kon destijds niet. ‘Ik moest ineens een ander adres hebben om te slapen. Naar huis in Wiene was te lastig, vooral de winterdag. Toen hebben we juffrouw Loonen gevraagd, want haar vader was overleden. Ze vond het meteen goed, want ze was ’s nachts altijd heel bang.’
Op 27 oktober 1954 zijn Rudolf en de zes jaar jongere Dinie getrouwd. ‘Toen mocht ik terugkomen’, glimlacht ze.


Onder vlnr Rudie, Dinie, Rudolf, Ben; staand Carolien en Jan. De foto is genomen op 7 juli 2003, toen Rudolf 80 jaar werd.

Ze kregen vier kinderen. Ook zij groeiden op in de karakteristieke bedrijfswoning op aan de Goorsestraat. We lopen ze even langs. Veel Wegdammers kennen hen, maar ze wonen elders. Jan (58) woont in Denekamp. Hij runt het restaurant van de Twentse Golfclub in Deldenerbroek. Hij is getrouwd met José Geelen uit Goor. Ze hebben drie kinderen. Rudie (56) woont in Delden. Hij is werkvoorbereider bij VItens. Hij trouwde met Marian Raanhuis uit Delden. Ze hebben twee kinderen. Ben (55) is juwelier in zijn woonplaats Delden. Hij is getrouwd met Yvonne Groothuis uit Wiene. Ze hebben drie kinderen. Dochter Carolien (51) woont in Haaksbergen samen met Hans Tank uit Hengelo. Ze ziekenverzorgster in de wijk. Hans heeft één kind.

CAFETARIA
De jaren vijftig waren nog maar net voorbij of er vond een belangrijke wijziging plaats bij Braakhuis. Albert vertrok met zijn winkel op het gebied van elektronica. Hij had een metertje op vijftig verderop nieuw gebouwd en zette daar zijn zaak voort. Dinie kreeg toen op een zaterdagavond een ingeving. Ze zat met Truus televisie te kijken. Echtgenoot Rudolf en buurman Louis Smit waren - zoals ze altijd op de zaterdagavond deden - bij Varenbrink een potje aan het biljarten. ‘Ik zei tegen Truus dat ik zin had in iets lekkers. Maar er was in Hengevelde niks op het gebied van een snelle hap. Een patatje, een croquetje, een nasibal? Nergens te vinden. ‘Dan moeten wij het maar gaan doen’, zei Dinie tegen Truus.
Toen Rudolf thuiskwam, kreeg hij het idee voorgeschoteld en stond er meteen positief tegenover. Als hij maar niet achter het buffet hoefde te staan, zo meldde hij meteen.  De smederij had wel eens beter gedraaid. De winkel moest verbouwd worden en dat bood nieuwe kansen. In 1961 ging de cafetaria open. Ik herinner het me nog goed. Hengevelde keek ervan op, maar was er blij mee. De klandizie trok snel aan. Cafetaria Braakhuis – ongelooflijk eigenlijk met zo’n naam – was een succes. Dinie en Truus waren er druk mee en als ze het niet afkonden, sprongen Dinies zussen Marietje en Anne bij. Op zondagmiddag assisteerden soms vier, vijf man. De smederij ging elke vrijdagmiddag om 12 uur dicht, want dan was Rudolfs aanwezigheid nodig in de keuken van de cafetaria. Dan verhuisde hij van het aambeeld naar het fornuis en hielp hij zijn vrouw en haar mensen met het bakken van karbonades, uitsmijters en zo meer. ‘Ik heb altijd alles zelf gemaakt’, vertelt Dinie met enige trots. ‘Slaatjes, loempia’s, nasiballen, noem maar op. Ik maakte het allemaal zelf.’ 
Overigens moest Dinie in 1961, terwijl ze intussen drie kinderen had, eerst nog een jaar één keer per week naar school. De cursus ‘Café en aanverwant bedrijf’ werd in Deventer gegeven. ‘Elke avond zat ik te leren. Er zat ook boekhouden bij. Het was niet gemakkelijk, maar ik heb het gehaald. Het examen was in Utrecht in de Jaarbeurshallen. Liefst 1400 mensen gingen ervoor op, waarvan er 1100 zakten. Gelukkig haalde ik het wel.’
Kort nadat de cafetaria geopend was, vertrok opa Braakhuis naar het bejaardencentrum in Delden. Hij was toen 72 jaar. Hij overleed in april 1975 op 86-jarige leeftijd. Onlangs was het 125 jaar geleden dat hij werd geboren.


Dinie sluit op 31 maart 1992 voor de laatste keer de deur van haar cafetaria.

IJSSALON
De cafetaria was jarenlang een prima bron van inkomsten, maar toen er concurrentie kwam, de klandizie minder werd en de personeelskosten omhoog gingen, stopten Rudolf en Dinie ermee. In 1992 nam buurman Hennie Varenbrink het hele pand over. De cafetaria draaide nog door, de smederij werd omgeturnd tot een zaaltje voor partijtjes etc en boven kwamen appartementen. Een korte tijd later stopte Hennie met de cafetaria en maakte er een ijssalon van waarin Truus de leiding had.
Dinie en Rudolf vertrokken naar de Bretelerstraat. In 2005 kreeg hij een beroerte, herstelde enigszins en leefde nog tot 2010. Op 20 februari overleed hij op 86-jarige leeftijd.

Hennie Varenbrink is enkele jaren geleden met restaurant en ijssalon gestopt, in de voormalige smederij en op de benedenverdieping zetelt de Bloemenruiker, in de appartementen wonen Jozef Epping, Bert Mensink en Ard Assink.

NB. Nog wat meer info over de foto van het gezin van Johan Braakhuis, die is in 1938 genomen toen hij en zijn vrouw Anna 25 jaar getrouwd waren. Anna Lenferink was de meisjesnaam van mevrouw Braakhuis. Ze was afkomstig uit Tubbergen.
Op de achterste rij staan vlnr Albert, Annie en Rudolf, op de voorste rij zitten Jan, Johan, Ben, Anna en Lien.
Albert had jarenlang zijn eigen bedrijf aan de Goorsestraat (thans fa. Semmekrot). Hij was getrouwd met Adrie Trompenaars uit Amsterdam. Albert is overleden in 2004, Adrie overleed op 13 maart 2008. Ze hadden geen kinderen.
Annie is thans 92 jaar. Ze woont in Bentelo. Uit haar huwelijk met Jozef Wegdam die overleden is in 1976, zijn vier kinderen geboren. Twee dochters wonen in Enschede, één dochter woont vlak bij Annie in Bentelo en hun zoon woont in Goes.
Jan is, zoals al vermeld, op 22-jarige leeftijd overleden. Ben was in zijn werkzame leven onderwijzer. Hij is 85 jaar. Hij is getrouwd met Narda Homan uit Enter. Ze wonen in Oldenzaal. Ze hebben drie kinderen, ze wonen in Oldenzaal, Hengelo en Enschede.
Lien was de oudste dochter. Ze trouwde met bakker Frans Eijsink uit Markvelde. Ze vestigden zich in Terborg en kregen drie kinderen. Frans Eijsink overleed in 1992, zijn vrouw Lien in 2004. 
Nog een bijzonder detail: vader Johan, zijn dochter Lien, zijn zonen Albert en Rudolf en Alberts vrouw Adrie stierven allemaal op 86-jarige leeftijd.